De krantenman heeft weer alle dagbladen van de leestafels in
de bibliotheek gehaald en meegenomen naar een lange tafel aan het raam. Zo
stelt hij ‘zijn’ schat aan nieuws veilig voor zichzelf.
De krantenman is een bleke, vlezige zestiger, met een
kortgeschoren baard, eigenlijk houdt het het midden tussen baard en stoppels.
Ook zijn haar is lichtgrijs en gemillimeterd, op het midden van zijn hoofd
groeit helemaal niets meer. Zijn grote blauwe ogen lezen vanachter zijn
brillenglazen in een dun, rechthoekig montuur de dagelijkse berichten.
Vandaag leest hij een bericht hardop voor. Naast hem heeft
een dame van zijn generatie plaatsgenomen. Ook zij is een trouwe bezoeker van
de wijkbibliotheek. Haar dikke, schouderlange haar is blond, of geblondeerd, ze
draagt het standaard nonchalant opgestoken. Kleurige jas, rode, volle lippen en
een rond gezicht waarin lijnen en lijntjes zichtbaar zijn.
Zwanen-ei
Hij leest een artikeltje over een kapotgemaakt zwanen-ei. 'Vermoedelijk door kinderen vernield.' Hoe dat vermoeden is ontstaan, blijft even
onduidelijk. Buurtbewoners denken het gewoon. Zij vraagt of het ei echt is
kapotgemaakt. Ja, antwoordt hij. Schande. Dat vinden ze allebei. De
buitenwereld is een gesticht stelt zij. Dat vindt hij ook. Zij komt met nog een
voorbeeld. Niet uit de krant, maar uit eigen ervaring.
3-jarige gestoorde?
De blonde vrouw van in
de zestig zat in een bus. Of in een tram, daar wil ze vanaf zijn. Het was in
elk geval een drukke boel. Op een plek bedoeld voor mensen die slecht ter been
zijn, zat een kind, een jaar of 3 schatte ze het in. Maar of dat kind opstond?
Nee, natuurlijk niet. Gestoord, vond ze dat. Dat vindt de krantenman nou ook.
Dat de krantenman en de mevrouw zelf een beetje asociaal
bezig zijn door alle kranten die voor iedereen zijn bedoeld, confisqueren,
vinden ze blijkbaar wel heel normaal.
'Zijn' plek
Ik herinner mij nog dat ik de vorige een
van de vijf kranten die op de tafel lagen, pakte. Waarop de krantenman nèt
terug kwam van ik weet niet waar. Hij meldde dat hij die krant nog niet had
gelezen. Ik reageerde met ‘Oh, ik neem hem even mee.’ De krantenman had nog
vier andere kranten niet gelezen. Ze lagen keurig bij elkaar, op ‘zijn’ plek.
Het is mijn grote ergernis.
Ik heb er nog niets van gezegd, behalve aan het
personeel. Dat er op haar beurt niets van zegt. Op een dag zeg ik er wat van.
Want de krantenman is geen 3-jarige meer die niet weet wat aangepast gedrag is.
Dat blijkt wel uit het gesprek over het wereldleed dat hij met de blonde
generatiegenote voerde. Het wordt eens tijd dat deze 60+ er zelf eens bedenkt waar hij precies zit en wat de bedoeling is van een bibliotheek.
Het is toch zeker geen Spaans toeristenoord met ligstoelen die in alle vroegte met badlakens worden 'veilig gesteld'?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten