De zon schijnt voluit, op deze schrikkeldag van het jaar. En als
je uit de februari-wind blijft, voelt hij warm aan. Met mijn vitamine-D tekort
word ik extra blij van de zonnestralen. Morrigan moet toch thuis wachten
op een bericht en daarom besluit ik het noodzakelijke met het aangename te verenigen: ik
gooi mijn grote huiskamerraam wagenwijd open en zet mij neer in de zon om
te wachten. Heerlijk.
Dat het belangrijke bericht op zich laat wachten, is op
deze manier niet zo ergerlijk.Met een gelukzalige glimlach richt ik mijn gezicht naar mijn
vriend de zon. Blij streelt hij mijn huid. Buiten is het rustig. Af en toe een
schreeuw van een meeuw, altijd hongerig en op zoek naar voedsel. Ik haal diep
adem en dan wordt mijn rust verstoord. Een welbekend, hard gezoem bereikt mijn
gehoorkamer.
Wesp
Dat kan toch niet waar zijn. Ik open mijn ogen. Jawel. Het
is echt waar. Een wesp-achtig insect. In februari. Hij maakt veel herrie en
vliegt op mijn planten af die in de vensterbank staan. Hij loopt eroverheen,
lijkt de takken van mijn plant te bestuderen, krabbelt zich achter zijn
insecten-oor. Met een tijdschrift probeer ik hem naar buiten te krijgen. Plaats
het papier onder het beest en schuif hem naar boven. Maar daar stuit hij op het
kozijn. En in plaats van naar boven te vliegen als ik het blad wegtrek, laat
hij zich naar beneden vallen, vliegt weer naar links en gaat weer op de plant
zitten. Het tafereel herhaalt zich gedurende zo’n 10 minuten. Ik heb het hart niet hem dood te
meppen. Ook omdat ik niet zeker weet of dit een wesp is. Ik zie niet het felle
geel wat ik anders op de wespentaille zie. Deze is wat bruiner van kleur.
Misschien
is het een bij. En een bij wil ik niet doodslaan, want die is niet gemeen en
maakt honing bovendien. In elk geval, ik vind het ook een goor idee om het
insect dood te meppen.
Ik geef mijn
uitzetpogingen eventjes op om te kijken of het bericht waar ik op wacht al is
binnengekomen. Niets. Post mij weer bij het raam waar het nu muisstil is. Ha, de
februariwesp heeft het vrije ruim toch gevonden denk ik. Net als ik mijn ogen
weer even wil sluiten: bzzzzzzzz. En hàrd. Ik rol een ander tijdschrift op,
gemaakt van iets dikker papier, misschien kan hij daar beter op gaan zitten. De zoemer vliegt de plant weer op, nu gaat hij tussen twee bladeren zitten en het lijkt wel of hij daar vrolijk van wordt. Hij rolt uitbundig heen en weer en ik denk: wat
jammer, nou moet ik je plezier bederven.
Vliegen
Met een beetje spijt pak ik de plant op, breng hem omhoog naar het open raam en met het
tijdschrift wip ik het insect van het blad. Hij is snel. Binnen een seconde zie
ik hem ver weg vliegen. Een nietig stipje in de oneindig ruime lucht. Kwam het
bericht waar ik op wachtte ook maar zo snel. Maar dat laat vanaf het moment
waarop het insect weer buiten rondvliegt nog drie kwartier op zich wachten.
Gelukkig schijnt de zon voluit, op deze schrikkeldag van het jaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten