maandag 29 augustus 2016

Rondje park

Het is drie dagen voor Nieuwe Maan. Ik maak mijn regelmatig terugkerende avondwandeling in het park. Het donker begint alweer vroeger in te vallen, dus iets voor half negen is mijn laatste kans om voor het donker weer thuis te zijn. 

Op weg naar het park ontwijk ik een twintiger die met typisch lokale tongval tegen zijn hond praat. Jack heet het dier. En Jack moet doorlopen, want 'dit gaat nergens over.'
Ik besluit zelf maar flink door te lopen, want anders gaat het nergens over, zover is mij duidelijk. De man en zijn hond zullen elkaar wel begrijpen, veronderstel ik. Veel honden laten hun baasje maar wauwelen, ze snappen het baasje wel en begeleiden hem gewoon.

Maar als ik al een straat verderop ben en even terugkijk, omdat ik de ongeduldige stem van de twintiger weer hoor, zie ik die twintiger de weg oversteken terwijl hij de hond woest de weg wijst. Het arme dier is bang, zie ik van grote afstand. Zijn staart laag, stijf tegen zijn onderrug aangedrukt.Stijf stapt hij voort, zo traag als een slak. Wat erg. Ik voel me laf, omdat ik niet snel terugdraaf om de man te vertellen dat hij de hond angst aanjaagt en dat het geen wonder is dat het dier amper vooruit komt: hij durft niet. Ik durf niet. Echt niet. 


Fietspret

De lucht voelt een beetje killig, maar ze is mooi: pastelroze vloeit zacht over in lichtblauw. 
Bij de ingang van het park hebben drie tienerjongens pret met de fiets. De stunt is om zo lang mogelijk op het achterwiel te rijden, het stuur in de lucht houdend. Twee jongens lopen en een is de clown. 
Als een van de drie ziet dat ik kijk naar hoe lang de jongen het volhoudt wil hij zijn kunsten ook tonen. Hij dwingt de andere jongen van de fiets af en komt aangesneld. Stuur de lucht in, maar snel kleppert de standaard omlaag op het asfalt. 
Hij kan het nog niet zo gemakkelijk als zijn metgezel. Maar die was ook meer geconcentreerd op zijn kunstje dan op de reactie van voorbijgangers.  


Balanceren

Even later hoor ik twee jongens roepen: 'We gaan altijd die kant op.' Maar in plaats van linksom de vijver, stuurt de fietsende acrobaat deze avond rechtsom het water, waar ik toevallig ook loop. Ze balanceren mij aan de rechterkant voorbij. Een zit op het stuur, de jongen die nog mocht oefenen op het achterwiel te rijden, zit op het zadel en trapt, de derde zit achterop de bagagedrager, aan beide kanten bungelt een been. Ik heb lol, omdat zij lol hebben. Slingerend en roepend fietsen ze de brug over, het water over, de jongen op het stuur is een moment bang dat hij zo het water in gaat. De fietser stelt gelukkig snel bij en zo zwiept het stelletje voort.


Adam Ant

Voordat ik bij het veld aankom waar mijn idool Adam Ant vier jaar geleden (!) optrad, zie ik een libelle vliegen.Vrolijk over het rosarium waar rozen in allerlei kleuren elegant hun plaats innemen. Op mijn 'Adam Ant-veld'- het klinkt waanzinnig, maar als ik daar loop, zie ik in mijn verbeelding altijd het podium met hem erop staan -  sport een groepje jongeren. Het lijkt een soort kickbokstraining. 


Adam heeft gebokst, gewoon boksen, zonder Kick. Dat las ik in zijn autobiografie. En ik zie het soms aan zijn bewegingen als hij op het podium staat. Ik houd ervan, Morrigan heeft zelf ook gebokst. Eveneens zonder te trappen. Daar houd ik dan weer niet van.


Voetstappen

Plotseling gebeurt er van alles als ik mijn rondje bijna heb gelopen en terug ben in de buurt van waar ik het fietsende trio voor het eerst zag. Een kudde ganzen, witte, grijze en witgrijs gemengde, steekt over naar het veldje waar ze overnachten.Een grote, dikke, zwarte kat steekt zo'n 15 meter verderop over. Dat zal mij geluk brengen. Een neutrale man laat zijn hond uit. En opeens loopt er iemand achter mij. 
Ik hoor voetstappen.Het voelt toch verdraaid ongemakkelijk om de steeds dichterbij komende stappen te horen, maar niet te weten wie er achter me loopt. Hopelijk ongemerkt versnel ik mijn pas een beetje. De stappen blijven achter mij. Mijn adem begint hoger te komen. Wat een akelig gevoel. Ik ben blij als ik bijna bij de doorgaande weg ben. Heb zin om een klein sprintje naar de voetgangerslichten te trekken, maar ik beheers mij. 

Het park eenmaal uit en het fietspad over sta ik bij de stoplichten. Met dezelfde beheersing druk ik op het knopje waardoor het rode licht naar groen moet verspringen. Ik kijk om. Schuin achter mij lopen de voetstappen weg. Ze blijken te zijn van een meisje. Ze is een jaar of 18, schat ik in. Maar ze is wel een kop groter dan ik. En ze heeft net paardgereden, zie ik aan de broek en de jodhpurs die zij draagt. Opgelucht haal ik adem. Wat een mens zich niet in zijn hoofd kan halen en zichzelf kan opjagen. 
Had ik die twintiger dan toch gemakkelijk kunnen aanspreken zonder zelf te worden belaagd?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten