donderdag 4 september 2014

De Fietsenmaker

Er hing een rare drukte in de stad, gisteravond vroeg. Automobilisten, bestelbusjes, fietsers slingerden in sneltreinvaart door de straten van de stad. Chaotisch en ongecontroleerd. In die verkeersdrukte suisde ook de Morrigan rond. Dat ging niet lang goed. 

Op een drukke doorgaande weg stond ineens een overstekende auto stil. De achterkant van zijn wagen stond nog op het fietspad. Precies op het moment dat ik kwam aansuizen. Het lukte nog net om de wagen heen te sturen. Uit een ooghoek zag ik een steppend meisje nog schreeuwen naar de automobilist die haar bijna omver had gereden. Toen ik dacht gered te zijn, zag ik hoe mijn voorwiel in het tramspoor belandde…

Naar rechts sturen, richting fietspad, ging nog net. Maar de balans was ver te zoeken. Een schuiver over het asfalt was niet meer te voorkomen. Mijn hoofd doet nog zeer. Een schaafplek op mijn rechter onderarm. Brandende handpalm. Een grote, harde, blauwe plek op mijn rechterbovenbeen waar mijn fiets hard op viel. Zeer scheenbeen. Pijn in mijn nek die dankzij een whiplash toch al gevoelig is. 

Een jonge, Turkse man komt naar me toe, zijn jonge vrouw achter hem aan. Hij vraagt hoe het gaat. Ik zeg dat ik dat nog even moet voelen. Eerst proberen overeind te komen. Fiets een beetje opzij. Het lukt me overeind te komen. Hij tilt de fiets omhoog. Het stuur staat compleet scheef. De man wil al weglopen als hij ziet dat ik op mijn benen sta. Ik roep hem terug. Of hij het stuur kan rechtzetten. Dat lukt en weg is hij. Van de automobilist is geen spoor meer te bekennen.

Trapper

Ik stap weer op, moet toch thuis zien te komen. De trapper komt telkens hard tegen de kettingkast aan. Een man met een imposante snor kijkt mij vanaf de stoep  indringend aan. Ik stap af. Misschien kan hij me helpen. Ik vertel hem wat er zojuist is gebeurd. Hij probeert de trapper op zijn plek te krijgen, maar doet dat zo gewelddadig, dat ik vrees dat hij het alleen maar erger kan maken. Dus ik bedank hem voor de moeite. Met een harde tik die de hele weg door bekijks trekt, fiets ik verder.

Bij mij in de buurt heeft net een ongeval plaatsgehad met twee auto’s. Ambulance en politiewagens. Het kan altijd erger.   

Met een niet zo vrolijk gezicht gezicht liep ik vanmorgen met de fiets aan de hand naar de tweewielerzaak om de hoek. De fietsenmaker met opvallend helderblauwe ogen snapt het probleem. Als hij de reparatie aan een andere fiets klaar heeft, komt hij buiten naar mijn fiets kijken. 
Hij waarschuwt. De kleine ingreep die hij gaat plegen is op mijn risico. 'Negen van de tien keer lukt het, maar soms breekt de stang af,’ zegt hij. 
Ik begrijp het. ‘Lukt het dan is het mooi, en anders niet,’zeg ik berustend. 
Snel ban ik de gedachte uit dat ik die tiende dan wel zou zijn. Ik knik, hij gaat door zijn knieĆ«n en flitst langs de kettingkast. In een seconde heeft hij het gedaan. Pijnloos. Hij kijkt omhoog en zegt: ‘Het is gelukt.’
Onbeschrijflijk blij ben ik. Hij zegt: ‘Ik reken er niets voor, nog veel plezier ermee,’ en verdwijnt snel. Hij is een engel. 

En ik fiets over de Magical Way naar huis.
Elke dag is magisch. Je moet het alleen even willen zien. 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten